Een doodgewoon dagje Wilrijk

Column van Kernkunstenaar Nico Sturm, zoals verschenen in ons Voorjaarsmagazine

Soms droom ik ervan om nog eens naar een doodgewoon dagje uit mijn jeugd in Wilrijk terug te mogen keren.

De zon zou door de Schots geruite gordijnen van mijn kamer, die ik met mijn snurkende grote broer deel, schijnen en me uit een wilde nacht met assertieve draken laten ontwaken.

Ik trek mijn korte broek aan, knoop de veters van mijn Kickers botinnes in schoolblauw leer en loop naar Roza, om eitjes. Ik loop het erf over, klop op de achterdeur en graai gespeeld verlegen in de glazen bokaal met zure beertjes, als beloning voor mijn bezoek. Ik drink een glas karnemelk, eet een boterham met saucisse, en eentje met strassbourg en rijd op mijn bordeaux koersvelo naar school. In de Doornstraat passeer ik een verrimpelde circusaffiche van Bassie en Adriaan in het oranje zonlicht van een lantaarnpaal. Op school legt Juffrouw Nelly de knutselspullen klaar, terwijl ik op mijn buik over de koude, caramelkleurige terrazzotegeltjes kruip en onder haar zwarte paraplurok gluur. Zuster Cecile betrapt me en wandelt als een waggelende Citadel van Dinant de lange gang door. Bij de speeltijd staat de bak chocomelk van Inza in glazen flesjes klaar. Ik schud mijn arm eraf om de aangekoekte chocolade op de bodem te mengen met de melk. Ik mag ook de stopjes ontkurken en te dunne rietjes in de flesjes droppen. Blauw en rood. Gulzig en uitgehongerd sloeker ik eerst het schuim binnen en dan in één teug de rest, zonder te ademen.

Ik stop de knikkers die ik pikte, omdat ze zo groot en verleidelijk waren, terug in het zakje van mijn buurman en in de namiddag bouwen we een stad met schoendozen en wc rolletjes waar camions op en af rijden met ladingen opeengestapelde oude flashkubusjes van Kodak Instamatic.

Na school voetbal ik tot het avondeten in de tuin en verstop me in de struiken als mijn vader, terug van zijn werk, de bloemen inspecteert en de geknakte exemplaren inventariseert. Met mijn buurman Geert rijd ik tussendoor nog even de Tour de France die, met commentaar à la Jan Wauters, tussensprinten en wisselende demarrages, van de Voorjaarstraat tot de Najaarstraat loopt. En na het avondeten, pekestoemp met spek, wacht ik mijn vriend Niels op om samen te gaan trainen achter den hoek, bij Olympia Wilrijk. In de gifgroene cantine met nephouten lambriseringen kopen we een lat tutterfrut,  we drinken oxo. Het sneeuwt. We schuilen in een telefooncel aan de parking van de UIA en fantaseren over een lief. Ik droom over Greet en Marlene. Thuis krijg ik nog warme pudding in een aarden pannetje dat ik opslurp in mijn sponzen pyama, in kleermakerszit in de zetel. Op de achtergrond bevrijdt Macgyver zich uit een loods met een stuk electriciteitsdraad en twee moertjes. Ik kus mijn vader op zijn kaal hoofd, loop met mama de trap op, lees nog kort in Pinkeltje, mama geeft me een kruisje op mijn voorhoofd en doet het licht uit. Het licht op de gang blijft aan.

Ik probeer nog het een en ander te plannen in mijn moe hoofd: vuurwerk afsteken op de vijver van het Steytelinck, kussen in het gras op de heuvel van Fort 6, buskestamp in park Den Brandt, Frietjes van bij E.T. , de Kleurendief in het schoonste theater van de wereld ( naast de Kern ): het Diontheater, en ook een grasiglo bouwen waar plaats is voor speciale boekskes, snoepzakken en trekbommekes. Ik wacht stiekem tot mijn broer en zus de trap op komen en val dan in slaap. Kan niet wachten tot morgen. Dan is er weer een doodgewone dag in Wilrijk...

Marie Bouly