Marie Bouly

"Mijn eerste liefde is het spelen"

Pieter Verelst staat dit voorjaar twee keer in Schouwburg De Kern. Met Ten Aarzel brengt hij zijn derde cabaretvoorstelling naar Wilrijk. In Amor Mundi van Theater Malpertuis geeft hij als acteur gestalte aan het personage Armin.

Pieter, met twee heel uiteenlopende producties op dezelfde plek spelen op korte tijd. Is dat een unicum in Vlaanderen? 
“Het komt niet vaak voor. Ten Aarzel is in niets te vergelijken met Amor Mundi . Ik ken ook weinig comedians die in serieuze toneelstukken meespelen, al moet er iemand de weg plaveien natuurlijk. Fijn dat dit in Wilrijk mogelijk is, ik kijk er echt naar uit om tweemaal in De Kern te mogen spelen.” 

We gaan even terug naar het begin van je carrière. Hoe is het allemaal begonnen? 
“Het begon in Utrecht. Ik studeerde aan de toneelafdeling van de Hogeschool voor de Kunsten. We verdiepten ons in onderzoek, speelden toneelvoorstellingen. Die voorstellingen werden maar twee of drie maal opgevoerd. In mijn ontwikkeling als acteur vond ik dat ik meer moest kunnen spelen. Ik wilde ergens kunnen induiken en toen heb ik een solo gemaakt. Ik kreeg al snel het gevoel dat er door het publiek erg veel gelachen werd. Het was voor mijn dan ook een logische stap om me in te schrijven voor Cabaretfestivals. Ik wist dat als ik de finale van een concours haalde, een tournee van 15 tot 20 voorstellingen haalbaar zou zijn. Uiteindelijk won ik het Groninger Cabaret Festival in 2014 en twee jaar later ging ik met de juryprijs en de persoonlijkheidsprijs van Cameretten aan de haal. Vanuit de drang om te spelen en me ergens in te verdiepen ben ik dus eerder per toeval in de comedywereld gerold.” 

Waar haal je je inspiratie voor je solovoorstellingen? 
“Uit mijn fantasie. Mijn voorstellingen zijn vaak absurd. Ik sluit me graag op en verdwaal graag in een fantasiewereld. Dat inspireert me meer dan bijvoorbeeld de actualiteit, daar doe ik niet zoveel mee in mijn voorstelling. Ik hou me niet aan één stijl. Er zit bijvoorbeeld veel muziek in mijn voorstellingen en die varieert van kleinkunst naar gospel, over opera tot musical. Ik heb niet één specifiek soort humor. Er komen verschillende aspecten van humor aan bod. Dit kan verwarrend zijn voor een publiek, maar ik denk dat het me net een eigenheid geeft.” 

Vertrek je dan vanuit een verhaal of eerder een onderwerp? Ga je op zoek naar een rode draad? “Beide, ik hou van variatie en ben flexibel. Mijn eerste voorstelling, Mijn broer en ik , had een duidelijke verhaallijn. Mijn tweede worp, Amai , vertrok dan weer van een concept. Met Ten Aarzel ga ik opnieuw vertrekken van een verhaal. Maar binnen dat kader varieer ik graag. Tijdens corona was er plots veel tijd. Ik vond dat niet vervelend. Ik stond op én dacht: “Ik ga opera leren zingen.” En dan heb ik me twee maanden lang 10 uur per dag beziggehouden om het me eigen te maken. Al zeg ik het zelf, opera is aardig goed gelukt.” 

“Ik ben altijd op zoek naar uitdagingen. Eén van de grootste uitdagingen is wel een comedyvoorstelling maken. Dat is rete-moeilijk. Het spelen in een toneelstuk kan aanvoelen als een walk in the park. Je moet de boel niet alleen trekken. Je kan terugvallen op de andere acteurs. Je bent niet de eindverantwoordelijke. Je speelt met een regisseur. Die heeft een visie en die kan je dan gewoon volgen.” 

We hebben de indruk dat je bekender bent in Nederland dan in België? 
“Klopt. Wellicht door in Utrecht te studeren en in Nederland prijzen te winnen. Je krijgt dan een tour doorheen Nederland. Daardoor heb ik meer gespeeld in Nederland en is mijn naambekendheid sneller gegroeid. Nederland heeft ook een grotere cabaretscene. Er zijn zalen die louter en alleen cabaret programmeren. Ze staan in dat opzicht verder dan België. In Vlaanderen is cabaret een redelijk kleine scene. Hier wordt meer stand-up comedy geprogrammeerd, ook al is dat nog maar iets van de afgelopen 15 jaar. België heeft weinig tussenzaaltjes, waar je aan een voorstellingen kan werken. In Nederland heb je die wel. Cabaret in een café werkt ook minder goed. Je hebt een zeker theatraliteit nodig om nuance te kunnen brengen. Ik doe het soms wel in café The Joker in Antwerpen, maar dan denkt het cafépubliek toch vrij snel, “wat gooien ze hier binnen”. (lacht) In Nederland word ik vaak geassocieerd met de absurde Belgen. Wim Helsen en Kommil Foo legden een gelijkaardig parcours af. Ze waren eerst bekender in Nederland dan in België.” 

Zijn er dan ook zaken die mislukt zijn gedurende die zoektocht? 
“In mijn voorstelling snij ik het thema circus aan. Ik wilde leren jongleren met messen. Dat is mislukt. (lacht) Al leerde ik wel de handstand, daar ben ik wel in geslaagd. Ik vind het boeiend om dingen te combineren. Ik word heel de tijd getriggerd en geïnspireerd door verschillende fronten. Voor mij werkt dat heel goed, het is ook de ideale remedie tegen een writer’s block. Om dat te voorkomen krijg je vaak de tip om dingen vanuit een ander standpunt te bekijken. Als je dat van nature doet, dan word je creatieve vat constant getriggerd.” 

Was cabaret een eerste liefde of een blinde vlek die je uit nieuwsgierigheid wou exploreren? 
“Mijn eerste liefde is het spelen. Het heeft me altijd getriggerd om eigen solo’s te maken. In de toneelschool wilde ik gewoon theatermaker worden. Als ik een solo maak, ben ik niet afhankelijk van een regisseur. Ik kan he-le-maal mijn eigen ding doen. Als ik beslis om 20 minuten een aap te spelen én dat blijft interessant ga ik dat onderzoeken en kan ik dat ook gewoon doen. (lacht)” 

Naast Ten Aarzel kunnen onze bezoekers ook genieten van Amor Mundi . Een nieuwe worp van theater Malpertuis en regisseur Piet Arfeuille. Hoe kwam Piet bij jou terecht? 
“Piet was een gastdocent op de toneelschool in Utrecht. Samen met hem hebben we toen Freule Julie gemaakt. Wij hadden meteen een klik. Vier jaar later kwam ik Piet tegen op Theater aan Zee. We beleefden toen een zatte avond. We filosofeerden over de dingen des levens. Twee jaar later belde hij me. “Pieter, weet je nog die avond op Theater aan Zee? Onze goede discussies die avond, daar wil ik iets mee doen. Ik wil mensen waar ik zo’n open discussies mee had, samenbrengen en er een voorstelling rond maken.” De voorstelling staat in het teken van de discussie, we doen dit aan de hand van het leven en werk van de Duitse cineast Fassbinder.” 

Wat vond hij interessant? Zag hij je meteen in een bepaalde rol of ...
“Ik denk niet dat hij een rol voor ogen had. Hij vond de vurigheid van onze discussie boeiend. Het is een maatschappijkritische, politiek getinte voorstelling. Piet Arfeuille vindt dat je zonder censuur, altijd de discussie moet kunnen aangaan. Ook al krijg je daardoor bakken kritiek. Dat is wat Fassbinder ook deed. Het werd soms als provocatie aanzien. Hij kreeg daardoor tegenkanting. Je ervaart dan druk, Fassbinder werd hierdoor zelfs paranoïde. Als ik mensen vrij en vol geloof in discussie zie gaan, ben ik jaloers. Ik vind het ook nodig. Maar als puntje bij paaltje komt, doe ik sneller water bij de wijn om de situatie te omzeilen.”

 De voorstelling ging al in première. Hoe waren de reacties?
 “Theater Malpertuis nodigde na de voorstelling ook een spreker uit om met het publiek in discussie te gaan en over het onderwerp te filosoferen. Een advocaat of een politieker bijvoorbeeld. Er kwamen interessante gesprekken uit. De voorstelling maakt duidelijk iets los.” “Wim Helsen en Kommil Foo legden een gelijkaardig parcours af” 

Naast cabaret & theater maakte je ook nog een podcastreeks, Meneer Karton. Er zijn ondertussen zo’n veertig afleveringen van. Welke bleef je het meeste bij? 
“ Meneer Karton is een wereld op zich. In iedere aflevering nodig ik een sparringpartner uit. Ik begon met de vraag ‘Wat is nu iets dat je héél graag zou willen spelen?’ Jente Pironet (van de band Portland) wou de ultieme vorm van kwaad zijn. Wat is de ultieme vorm van kwaad? Kan ik de kwaadste figuren in het leven voor de geest halen en die bundelen in één personage? Het werd een heel leuke aflevering, want Jente is geen acteur, maar heeft dat schitterend gedaan. Ik heb zelf veel uitgeschreven, al werd er ook enthousiast geïmproviseerd. Ik herinner mij de impro van Greg Timmermans nog levendig. Hij speelde de jaloerse sigaret van Herman Brusselmans. Greg speelde dat fenomenaal. Ik had bij die opname echt de slappe lach. Alex Agnew is wel de meester van de improvisatie. Bij de aflevering met hem had ik vier uur materiaal verzameld. Als hij begint, stopt hij niet meer. Zijn improvisaties waren ook beter, dan de oorspronkelijk geschreven tekst.” 

Heb je een ritueel vlak voor je het podium opgaat? 
“Als ik moe ben, probeer ik kort nog te powernappen. Ik speel het stuk steeds nog in fast forward af in mijn hoofd. Een stuk van anderhalf uur, speel ik dan af op een kwartiertje. Ik ga snel door de scenes om de stukken te memoriseren. Daarna probeer ik het los te laten om zo naïef en speels de scene op te gaan. Oh ja, en altijd eens goed gaan kakken. Ik heb altijd schrik als ik het podium betreed & denk shit, was ik maar geweest’.” 

Welke droom wil je nog verwezenlijken in het cultureel landschap? 
“Ik leef mijn droom al. Ik kan leven van mijn solo’s, daar ben ik al trots op. Al wil ik ook wel eens een volledig muziekprogramma maken. Misschien wel met een hele band of ik ben gewoon de band. Puur muziek, het zegt me wel wat.” 

Als uitsmijter: wat is je lievelingseten? Zo kunnen wij onze kookvrijwilligers goed briefen.
“Hetzelfde als bij mijn voorstelling, ik eet alles. Zolang het maar lekker & veel is.” 

Wij geven het door aan onze kookploeg, dank voor het gesprek Pieter.