Schouwburg De Kern
© Jeyda Jagiz

"Poëzie moet niets"

In de aanloop naar ons evenement 'Van de Schoonheid en de Troost', spraken we met Michaël Vandebril, coördinator van Antwerpen Boekenstad.

Antwerpen Boekenstad geeft het literatuurbeleid van Antwerpen mee vorm. De stadsdichters (die de culturele hoogdag Van de schoonheid en de troost aftrappen met een poëziebrunch in het Gravenhof) zijn zonder twijfel het meest zichtbare project. Coördinator Michael Vandebril was er vanaf het prille begin bij.

Michaël Vandebril: “Antwerpen Boekenstad werd in 2003 opgericht binnen de dienst cultuur van de stad Antwerpen. Ik mocht de contouren op vraag van schepen Antonis uitwerken en ging ook in 2003 als coördinator aan de slag, met een van de eerste acties de aanstelling van Tom Lanoye als eerste stadsdichter! Vandaag zijn we tien stadsdichters verder en begin dit jaar stelde de stad voor het eerst een pool stadsdichters aan.”

Welk moment of welke verwezenlijking van de stadsdichters blijft je tot op de dag van vandaag het meest bij?
“Lanoye heeft vanaf het begin de toon gezet: hij wilde de stad als een wit blad beschrijven en hij heeft dat ook lett erlijk gedaan met bijvoorbeeld het bekende Boerentorengedicht dat in 2004 werd ontrold als start van ‘Antwerp UNESCO World Book Capital’, beter bekend als Antwerpen Wereldboekenstad. In het gedicht spreekt de mannelijke toren zijn liefde uit voor de Lieve Vrouw, de kathedraal. Lanoye liet de kathedraal antwoorden bij monde van La Esterella, dat andere monument, dat dat Boerenjongetje veel te jong voor haar was (lacht). Na Lanoye heeft zowat elke stadsdichter zijn Boerentorenmoment gehad, maar telkens op een andere manier: het Kaaiengedicht van Peter Holvoet-Hanssen, het Londonbruggedicht van Stijn Vranken, het tatt oo-gedicht van Maarten Inghels, de Toren van Babel van Maud Vanhauwaert, …”

Waarin schuilt volgens jou de kracht van poëzie? Wanneer heb je die kracht het duidelijkst opgemerkt?
“Poëzie moet niets. Het is net door de vrijheid van taal en zeggingskracht dat poëzie nuance, emotie en inzicht biedt. De beste stadsgedichten raken de zenuwbanen van een stad en beroeren de harten van de stadsbewoner. Sommige stadsgedichten zijn werkelijk tot het stadsgeheugen gaan behoren, zoals bijvoorbeeld Een minimum van Ramsey Nasr.”

Sinds begin dit jaar is er een pool stadsdichters in plaats van één. Waarom dit nieuwe systeem? “Antwerpen was de eerste stad in Vlaanderen met een stadsdichter, een project dat ondertussen vrijwel 20 jaar bestaat met tien fantastische stadsdichters op een rij. Vanuit het college kwam de vraag om het concept te vernieuwen. We kozen voor een pool van vijf stadsdichters waarin in twee jaar meerdere stemmen weerklinken. Zo geven we kansen aan meer dichters tegelijkertijd om de levende stad in poëzie te vatten.”

Je bent zelf ook dichter. Die dubbele pet, van literatuurorganisator en schrijver – is dat verwarrend of net inspirerend?
“Ik vind een flinke meerwaarde dat ik zelf auteur ben: op die manier heb je een grote sensibiliteit voor de noden, dromen en drempels van literaire makers – je zit op dezelfde golflengte en dit prikkelt me te werken aan goede voorwaarden waarin het literaire leven voluit kan bloeien. Literatuur en poëzie zijn mijn passie en ik geniet elke dag van het werk dat ik mag doen voor de stad.”

Wat is jouw poetica?
“Mijn poëzie volgt sporen. Die van literaire voorgangers als Baudelaire of Cocteau, of van een voorbije tijd zoals de eighties of die van oude Romeinse wegen zoals de Via Appia, zoals in mijn laatste bundel.(*) Je hoeft mijn gedichten niet zozeer te begrijpen maar eerder te ervaren.”

Je moet kiezen: Rimbaud of Verlaine – en waarom?
“Rimbaud, vanwege zijn branie en poëziegeweld waarmee hij de hele Franse en bij uitbreiding Europese poëzie heeft veranderd; hij is de eerste moderne Europese dichter.”

Pernath of Snoek- en waarom?
“Snoek, vanwege zijn prachtige liefdespoëzie, en omdat zijn verzamelbundel tezamen met die van Claus en Lucebert in de boekenkast stond van mijn moeder, het begin van mijn poëzieparcours.”

Elsschot of Lanoye- en waarom?
“Lanoye: de taalvirtuositeit bij Lanoye spat er vanaf, zowel op papier als op het podium; zijn poëzie getuigt steeds van lef en ook van taalplezier.”

(*) Erg aan te raden trouwens. Op de weg van Appia is één heerlijke ode aan het onderweg zijn, in de taal, de geschiedenis & het glooiende Italiaanse landschap. Lees alle stadsgedichten na op www.antwerpenleest.be